Streefbeelden en ontwikkelingsvisie voor viswater
Aan de hand van streefbeelden is een visie gepresenteerd ten aanzien van het voorgestane visstandbeheer en het sportvisserijgebruik. De streefbeelden geven een gewenste situatie aan voor de korte en lange termijn. De streefbeelden zijn uitgewerkt voor het viswater, de visstand en het sportvisserijgebruik.
Bij de streefbeelden is uitgegaan van een zo natuurlijk mogelijke situatie, waarbij rekening is gehouden met de overige functies van de wateren. De streefbeelden zijn reeël en kunnen door in de praktijk uitvoerbare maatregelen worden gerealiseerd.
Het streefbeeld ‘viswater’ gaat er van uit dat de afzonderlijke viswatersystemen (polderwateren, hoofdwatergangen en kreken) over voldoende paai-, schuil-, opgroei- en overwinteringsplaatsen beschikken met een dusdanige kwaliteit en bereikbaarheid dat vissen hier de hele levenscyclus kunnen voltooien.
Het beheer en onderhoud van de wateren vindt plaats op een visvriendelijke wijze, wat betekent dat bij het viswaterbeheer zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de voorkomende vissoorten. Dit houdt in dat een stabiel waterpeil wordt nagestreefd met een zo klein mogelijk verschil in zomer- en winterpeil. Daarnaast dienen hoge stroomsnelheden en sterke peilfluctuaties als gevolg van piekafvoeren te worden voorkomen. Baggeren dient zo veel als mogelijk in het najaar te worden uitgevoerd. Watergangen dienen afwisselend op tegengestelde oevers te worden gemaaid en het maaisel dient te worden verwijderd.
De waterkwaliteit veroorzaakt geen vissterfte, visziekten of langzame groei. Hiertoe dient de waterkwaliteit te voldoen aan alle parameters en tenminste aan de normen voor de Algemene Milieukwaliteit en bij wateren met de functietoekenning viswater aan de normen voor ‘water voor karperachtigen’. Tenslotte heeft de waterkwaliteit geen nadelige gevolgen voor de levensstadia van de in het watertype thuishorende vissoorten.