Aanleg vissenbossen in De Bijl in Rijswijk

De sportvisserij heeft al jaren te maken met afnemende visbestanden en daarmee ook afnemende vangsten. Vaak wordt als oorzaak predatie door aalscholvers genoemd. Een andere niet te onderschatten factor is echter de afname van het aanbod van natuurlijk visvoedsel als gevolg van teruglopende nutriëntenconcentraties. Bij het zoeken naar een oplossing voor de teruglopende visstanden gaat het niet alleen om het beperken van aalscholverpredatie maar ook op een toename van de productie van visvoedsel. Een hoger aanbod van natuurlijk voedsel leidt niet alleen tot een betere overleving van al aanwezige vis, maar zal ook leiden tot een betere natuurlijke aanwas van jonge vis. Tijdens visserijkundige onderzoeken wordt keer op keer duidelijk dat tussen natuurlijke structuren als wortels en takken van bomen en beschoeiingen van bijvoorbeeld wilgentenen veel vis aanwezig is. Dit geldt vooral in de winterperiode, maar ook in de zomer is in de nabijheid van deze natuurlijke structuren vaak meer vis aanwezig dan in omliggende ‘kale’ stukken van het water.

Dit was voor Federatie de Alm en Biesbosch de reden om in overleg en afstemming met HSV Groot Woudrichem in deze richting te zoeken naar een effectieve maatregel voor verbetering van de visstand in De Bijl in Rijswijk. Naar aanleiding van een veldbezoek door Visserij Service Nederland is opdracht gegeven voor de aanleg van vier vissenbossen. Onlangs is de aanleg van de vissenbossen gereed gekomen met de verwachting dat dit zal leiden tot een betere en gevarieerde visstand, die met name ook ten goede zal kunnen komen voor de jeugdige sportvissers.

‘De uitvoering is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Sportvisserij Nederland’

Visserijkundig onderzoek Bakkerskil

In opdracht van Federatie de Alm en Biesbosch heeft Visserijservice Nederland een visserijkundig onderzoek uitgevoerd in de Bakkerskil. De visstandbemonstering is uitgevoerd door middel van zegen- en elektrovisserij. Aanleiding voor het onderzoek is dat de federatie inzicht wil hebben in de visstand na bagger- en inrichtingswerkzaamheden enkele jaren geleden. De resultaten van het onderzoek bieden inzicht in de huidige visstand en maken het mogelijk om gerichte adviezen te geven voor het toekomstige visstandbeheer.

Klik hier om het onderzoeksrapport te lezen.

Monitoring visaanbod en migratie Oostwaard

Monitoring visaanbod en migratie Oostwaard

In opdracht van Waterschap Rivierenland heeft Visserij Service Nederland in het voorjaar van 2018 een onderzoek uitgevoerd naar het visaanbod bij de gemalen Oostkil, Bruine Kil en de inlaathevel Bakkerskil. Bij de inlaathevel Bakkerskil is ook onderzoek gedaan naar de intrek van vis als de inlaat open staat.

Klik hier om het onderzoeksrapport te lezen.

Streefbeelden en ontwikkelingsvisie visstand en visstandbeheer

Het streefbeeld voor de visstand en visstandbeheer is dat per watersysteem de populatieopbouw van de kenmerkende vissoorten evenwichtig is en gevarieerd, waarbij gestreefd wordt naar een zo natuurlijk mogelijke en duurzame visstand.

In de afzonderlijke viswatersystemen komt een visstand voor die kenmerkend is voor het viswatertype. Van belang voor een duurzame en evenwichtig visstand is dat de viswatersystemen niet of nauwelijks worden beïnvloed door visbestanden van buitenaf. Trekvissoorten, zoals bijvoorbeeld paling, dienen de viswatersystemen te kunnen bereiken, indien ze van deze gebieden afhankelijk zijn voor het paaien en/ of opgroeien.

Het streefbeeld voor de visstandbeheer is in eerste instantie gericht op het creëren en het behouden van goede sportvisserijmogelijkheden. Daarnaast wordt bij het te voeren visstandbeheer voorzover mogelijk ook aandacht besteed aan de voorkomende zeldzame en door de Natuurbeschermingswet beschermde vissoorten.

De visstand voldoet in grote mate aan de behoeften van de hengelaars in de regio van het Land van Heusden en Altena. Door de grote verscheidenheid van (vis)watertypen kan de sportvisserij op vele manieren worden uitgeoefend. In de minder begroeide viswatersystemen (hoofdwatergangen) komen vissoorten (blankvoorn en brasem en snoekbaars) voor die kenmerkend zijn voor het open water. Deze vissoorten zijn dominant en de sportvisserij zal zich vooral hierop richten. In de rijk begroeide viswatersystemen (kreken) komen vooral vissoorten (ruisvoorn, zeelt en snoek) voor die afhankelijk zijn van vegetatie. Ook hierbij zijn sportvissers die zich speciaal op deze vissoorten richten.

Onderzoek visstand vijver Nieuwendijk

HSV Paling Paradijs zou graag een verbetering van de witvisstand in de vijver in Nieuwendijk zien, zodat de vijver aantrekkelijker wordt voor recreatie- en wedstrijdvissers.
In opdracht van de federatie heeft Visserij Service Nederland een afvissing uitgevoerd van met name karpers. In totaal zijn 23 karpers gevangen met een lengte die varieerde van circa 50 tot 90 centimeter met gewichten van circa 3 tot ruim 13 kilo. Hierbij ging het om 20 schubkarpers en 3 spiegelkarpers. Uitgaande van een gemiddeld gewicht van 7 a 8 kilo is 150 tot 200 kilo karper gevangen. Deze vissen zijn elders uitgezet.

Voor wat betreft de overige vissoorten ging het bij witvis met name om kleine exemplaren met een lengte van minder dan 15 centimeter. In de afgelopen jaren zijn door leden van de hengelsportvereniging onrechtmatig grote aantallen grotere blankvoorns uitgezet. Deze voorns zijn tijdens de afvissing echter niet waargenomen. Mogelijk zijn de vissen via de duiker onder de weg door naar andere gebieden gemigreerd. Het is ook mogelijk dat veel van deze voorns verdwenen als gevolg van predatie door snoek of aalscholvers. Sterfte als gevolg van voedselschaarste is ook denkbaar, gelet op de overbezetting van karper in de vijver. Een groot deel van de gevangen snoeken had een lengte tussen de 60 en 90 centimeter. Circa 20 van deze grote exemplaren zijn overgeplaatst naar andere wateren.

Vastgesteld is dat er in de wintermaanden in de vijver weinig schuilgelegenheden voor vis aanwezig zijn, waardoor aalscholvers mogelijk een groot negatief effect kunnen hebben op de visstand. De invloed van predatie door aalscholvers kan verminderd worden door het aanbrengen van schuilgelegenheden. Een mogelijkheid daartoe is het zogenaamde vissenbos. De federatie neemt de aanbeveling is overweging.

Visserijkundig onderzoek Oostkil – Bleeke Kil

Op 15 februari 2016 heeft Visserij Service Nederland in opdracht van de Federatie van Hengelsportverenigingen De Alm en Biesbosch een visserijkundig onderzoek uitgevoerd in de Oostkil – Bleeke kil. Aanleiding voor het onderzoek is dat de Federatie De Alm en Biesbosch inzicht wil hebben in de ontwikkelingen in de visstand na baggerwerkzaamheden enkele jaren geleden.
Er zijn enkele concrete vragen die door middel van de bemonstering beantwoord moesten worden. Ter eerste is het gedeelte nabij het gemaal vanwege de toegenomen waterdiepte en de toestemming om visstekken tussen de oeverbegroeiing te creëren, een potentieel interessant wedstrijdtraject. Daarom is inzicht in de visstand (van met name witvis) wenselijk. Ten tweede bestaat het vermoeden dat er na de baggerwerkzaamheden minder (jonge) snoek aanwezig is. Het onderzoek moet inzicht bieden in de aanwezige snoekpopulatie. Ten derde moet het onderzoek inzicht bieden in de karperpopulatie en de verhoudingen tussen karper en witvis. Dit omdat het vermoeden bestaat dat er zeer veel karpers aanwezig zijn, wat mogelijk een negatief effect kan hebben op andere vissoorten. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kunnen bovenstaande vragen worden beantwoord en worden adviezen gegeven voor het toekomstige visstandbeheer.

In de Oostkil – Bleeke kil zijn in totaal 12 vissoorten aangetroffen. De soortendiversiteit is daarmee gemiddeld. Dit is realistisch en passend bij het watertype. Qua biomassa bestaat de visstand voor circa 75% uit karper. Daarnaast zijn redelijke aantallen grote brasems aanwezig, terwijl andere witvissoorten slechts een zeer klein aandeel in de biomassa hebben. Qua aantallen is de visstand meer gevarieerd. Opvallend is dat 50% van de visaantallen bestaat uit de plantminnende vissoorten snoek, ruisvoorn en zeelt .
Gelet op de lengteopbouw van de visstand, valt op dat er weinig doorgroei van jonge vis tot groot formaat lijkt plaats te vinden. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn predatie door aalscholvers, uitspoeling van vis door het gemaal, maaien van planten in de zomer of voedselconcurrentie tussen witvis en de grote karpers.

Conclusies

Soortensamenstelling
In de Oostkil – Bleeke kil is een visstand aanwezig die qua soortensamenstelling past bij het betreffende watertype. Als gekeken wordt naar de biomassaverhouding valt het op dat de karper dominant is. De karper is goed aangepast aan de heersende omstandigheden van troebel, voedselrijk water en regelmatige stroming en wisselende waterpeilen. Qua aantallen is de visstand gevarieerder opgebouwd, waarbij circa 50% van de visstand bestaat uit de plantminnende vissoorten ruivoorn, zeelt en snoek. Waarschijnlijk zijn de omstandigheden voor deze vissoorten in de zomermaanden optimaal, waardoor relatief veel (jonge) exemplaren aanwezig zijn. Grote exemplaren komen echter veel minder voor, mogelijk omdat het sterftepercentage in de eerste levensjaren hoog is. Dit onder andere als gevolg van predatie door aalscholvers, omdat er in de wintermaanden onvoldoende schuilgelegenheid aanwezig is. Ook het maaien van planten in de zomermaanden kan een negatief effect hebben op de doorgroeimogelijkheden van plantminnende vissoorten.

Aanbevelingen visstandbeheer
De Federatie heeft aangegeven dat men behoefte heeft aan het creëren van een gevarieerdere visstand, waarbij de dominantie van karpers afneemt en er meer mogelijkheden komen voor recreatievissers en de wedstrijdvisserij. Door actief visstandbeheer is deze omslag te bereiken door het uitdunnen van de karperpopulatie en het uitzetten van witvis.

Aanbevelingen inrichting en beheer
Er zijn enkele maatregelen met betrekking tot inrichting en beheer mogelijk, waardoor de visstand in de Oostkil – Bleeke kil kan verbeteren. Deze maatregelen zijn met name gericht op het bieden van geschikte schuilgelegenheden voor vis in de wintermaanden, zodat het effect van aalscholverpredatie wordt verkleind. De volgende mogelijke maatregelen zijn het aanpassen van het peilbeheer en het
Aanbrengen van schuilgelegenheden.

Aanpassen peilbeheer
Voor vis is het belangrijk dat er jaarrond schuilgelegenheid tussen bovenwaterplanten mogelijk is. In de wintermaanden is dit zelfs nog belangrijker. Doordat drijfbladplanten en onderwaterplanten afsterven, vormen met bovenwaterplanten begroeide oeverzones in de winter vaak de enige aanwezige schuilplaats voor vis. Door het lage winterpeil in de Oostkil – Bleeke kil is de schuilgelegenheid in de oeverzone echter gering.

Een maatregel om dit te voorkomen is het verhogen van het winterpeil met minimaal 20 centimeter, zodat het waterpeil jaarrond hetzelfde is. Nog beter zou zijn om te streven naar een winterpeil dat hoger is dan het zomerpeil. Omdat de Oostkil – Bleeke kil zorgt voor de waterafvoer uit het omringende akkerbouwgebied, is het echter mogelijk dat verhogen van het winterpeil niet wenselijk is. In dat geval zullen op een andere manier schuilplaatsen voor vis moeten worden gerealiseerd.

Aanbrengen schuilgelegenheden
Een alternatief voor het verhogen van het winterpeil is het creëren van kunstmatige schuilplaatsen, bijvoorbeeld door middel van takkenbossen. Als deze takkenbossen in voldoende diep water worden geplaatst, bieden ze ook in de wintermaanden schuilgelegenheid voor vis. De takken dienen niet alleen als schuilplaats tegen aalscholvers, maar hebben nog meer nuttige functies. Zo kunnen onderwaterstructuren dienst doen als paaisubstraat en als foerageergebied.